Skip to main content

Hablar, bailar en comprar zijn Spaanse regelmatige werkwoorden. Ze betekenen respectievelijk spreken, dansen en kopen. Waarschijnlijk is je al opgevallen wat ze met elkaar gemeen hebben: ze eindigen alle drie op ‘ar’. In het Spaans eindigen alle (hele) werkwoorden op ‘ar’, ‘er’ of ‘ir’. Afhankelijk van dat einde worden de werkwoorden vervoegd.

Werkwoorden zijn in te delen in regelmatige (verbos regulares) en onregelmatige (verbos irregulares). Voor regelmatige werkwoorden gelden altijd dezelfde uitgangen en vervoegingen. Voor onregelmatige werkwoorden zijn er verschillende uitzonderingen. Bekijk hier ons overzicht met de 55 meest gebruikte werkwoorden in het Spaans.

In het Nederlands is het gebruiken van werkwoorden in de tegenwoordige tijd vrij eenvoudig. We hebben steeds maar drie vormen: de ik-vorm, de jij/hij/zij/het/u-vorm en de meervoudsvorm.

  • Ik dans
  • jij  /hij /zij / het / u danst
  • wij / jullie / zij dansen

In het Spaans is het iets lastiger, want daar zijn het er zes. In het schema hieronder zie je alle uitgangen:

Spaans regelmatige werkwoorden op -ar, -er, -ir

De verschillende vormen van deze werkwoorden leer je het beste uit je hoofd door ze zo veel mogelijk te gebruiken.

Je ziet al meteen dat de ik-vorm in alle drie de groepen een -o als uitgang heeft. De ik-vorm is ook nog eens de meest gebruikte, dus die gaat bij de meeste mensen al vrij snel goed. De andere zul je veel mee moeten oefenen of uit je hoofd moeten leren.

De meeste regelmatige werkwoorden in het Spaans eindigen op ‘ar’. Het is dus het handigst om die als eerste goed te kennen. Omdat je deze het meest tegenkomt en gebruikt, zul je ze waarschijnlijk ook wel als eerste oppikken. Het volgende liedje zal je helpen om ze nog sneller te onthouden:

Wil je graag snel goed Spaans leren spreken? Bekijk dan hier de cursussen Spaans van taal.guru en volg een online proefles Spaans.

4 Comments