Eén van de eerste dingen die je leert in een nieuwe taal zijn persoonlijk voornaamwoorden in de onderwerpsvorm. Dus, makkelijker gezegd, de woorden ik, jij, hij, zij, wij, u, jullie. In het Spaans zijn dat…
- yo (ik)
- tú (jij)
- él (hij)
- ella (zij)
- usted (u)
- nosotros / nosotras (wij)
- vosotros / vosotras (jullie)
- ellos / ellas (zij meervoud)
- ustedes (u meervoud)
Als je in het Spaans een werkwoord gebruikt hoef je deze “persoonlijk voornaamwoorden” niet altijd erbij te zeggen. Je kan meestal aan het werkwoord zien om welke persoon het gaat.
Als we in het Nederlands een voorzetsel gebruiken (voor, met, zonder, aan, van, tegen, tussen… enz) dan gebruiken we persoonlijk voornaamwoorden in een andere vorm (voor mij, met jou, zonder hem… enz). In het Spaans is dat niet zo. In combinatie met een voorzetsel gebruik je hetzelfde voornaamwoord als wanneer je het met een werkwoord zou gebruiken. Alleen voor yo (mij) en tú (jou) verandert het voornaamwoord. Yo wordt mí en tú wordt tí.
Dat ziet er dan zo uit:
- Juan tiene un regalo para mí. (Juan heeft een cadeau voor mij.)
- Todo el día pienso en tí. (De hele dag denk ik aan jou.)
- Estoy loca por él. (Ik ben gek op hem.)
- No puedo vivir sin ella. (Ik kan niet leven zonder haar.)
- ¿Este coche es de usted? (Deze auto is van u?)
- Han regalado una excursión a nosotros / nosotras (Ze hebben een uitstapje cadeau gedaan aan ons.)
- ¿Puedo hacer algo para vosotros / vosotras? (Kan ik iets doen voor jullie?)
- No me acuerdo de ellos / ellas. (Ik heb geen herinnering van hun.)
- Juego un partido contra ustedes. (Ik speel een wedstrijd tegen u.)
Vanuit het Nederlandse oogpunt kloppen de woorden mí en tí intuïtief meer. Ze lijken immers meer op mij en jou dan yo en tú. Bij alle andere personen gebruik je in principe het persoonlijk voornaamwoord alsof het het onderwerp is.
Let op: bij de voorzetsels entre, hasta (met de betekenis zelfs of inclusief) en según gebruik je wel yo en tú.
- Entre tú y yo no hay nada. (Tussen jou en mij is er niets.)
- Eso, hasta yo lo entiendo. (Dat begrijp zelfs ik.)
- Según tú, ¿quién ganará las elecciones? (Volgens jou, wie gaat er de verkiezingen winnen?)